Il lirismo di Stemeseder

Può sembrare un discorso estremo, quello del trentaduenne pianista austriaco Elias Stemeseder (già notato in vari gruppi e specialmente nel trio di Jim Black) nel suo Piano Solo (Intakt): 15 brani spesso basati su briciole sonore, cellule di frasi e ritmi che vengono sviluppate fino all'ultima conseguenza. Eppure qui non incontriamo soltanto grande tecnica, ferrea disciplina e un'ottima presa del suono. Da questo panorama acustico terremotato emerge robusto un sentimento desolatamente lirico che ci tiene avvinti all'ascolto, nell'attesa che si facciano ascoltare nuove armonie e nuove melodie: come nella rielaborazione del brano popolare Foeggslia'I, posto forse non a caso al centro del disco.

De ster van pianist Elias Stemeseder is reizende. Intakt Records bracht vorig jaar zijn eerste ‘Piano Solo’ album uit en Plaist realiseerde onlangs ‘Penumbra’ waarop we hem horen met drummer en percussionist Christian Lillinger. Verder fungeert hij als sideman in meerdere groepen, waaronder die van de Poolse saxofonist Marek Pospieszalski, waarin we verder bassist Max Mucha en drummer Max Andrzejewski aantreffen. Het laatste album van diens kwartet, ‘Dürers Mother’ kwam uit bij Clean Feed.

Een pianist leer je het best kennen via zijn solowerk en dat geldt ook voor Stemeseder. ‘Piano solo’ nam hij dan ook uiterst serieus. Achttien maanden voorbereiding, zes uur opnames en nog was Stemeseder na afloop, zo zegt het tekstboekje, onzeker over het resultaat. Ruim een half jaar later kon hij eindelijk instemmen met de uitgave van dit album. Nu kunnen we wel zeggen dat die onzekerheid nergens voor nodig was, bij deze, maar wellicht is het daardoor nu juist zo’n mooi album geworden. Vijftien stukken, waarvan een deel bijzonder kort is en waarvan er maar twee de zes minuten overschrijden, waaronder de stomende opener ‘Anthropocene’. Sterk verdichte patronen met de linkerhand, begeleiden de voorzichtige melodie. Na één staccato noot in het nog geen minuut durende ’tau’ volgt in ‘lem-botanik I’ een bevreemdend cluster noten in het hoogste register. ‘cc/choral’ is het eerste ‘normale’ stuk, een onvervalste jazzballade met een kop en een staart. Maar dat is een uitzondering, Stemeseder sluit in zijn spel meer aan bij hedendaags gecomponeerd dan bij jazz en stelt er duidelijk behagen in om in ieder stuk een ander patroon voor te stellen en uit te werken, zoals dat energieke staccato patroon in ‘Rekursiv 1357 closing’. Een mooi album, mits je van een beetje dwarse en experimentele pianistiek houdt.

We weten inmiddels dat Lillinger eveneens een fascinatie heeft voor complexe patronen en met dit solo album in gedachten was ik dan ook benieuwd. Maar eerst: Stemeseder speelt hier geen piano, maar is te horen op spinet, synthesizer en elektronica. Dat laatste eveneens bediend door Lillinger die gelukkig ook op zijn drumstel te horen is. Direct al in ‘Sulfur Rekurs’ met een vrij fel ritmische patroon, waar al snel Stemeseder zich bijvoegt. De muziek is niet totaal abstract, maar zeker ook niet echt melodisch, het hangt er een beetje tussen in. Wel heel ritmisch en dan op een bijzonder complexe wijze, waarvan als mooie voorbeelden ‘Tpoxoi’ en ‘Tek’ kunnen dienen. Zo complex dat je als luisteraar vrijwel geen houvast krijgt. Maar opvallender vind ik nog het futuristische, industriële geluid in deze muziek. Het album roept bij mij dan ook eerder associaties op met experimentele elektronica dan met jazz. Bijzonder is ook het vrij lange ‘Ictus’ en dan met name vanwege het klanklandschap dat Stemeseder hier vormgeeft.

Twee albums die duidelijk de voorkeur van Stemeseder aangeven. Heel anders klinkt ‘Dürer’s Mother’, een album dat veel meer voldoet aan het predicaat ‘jazz’, ook al stelt Pospieszalski zelf dat hij beïnvloed is door uiteenlopende klassieke componisten als Franz Schubert, Benjamin Britten en Helmut Lachenmann. Wat mij vooral opvalt is de toon van deze saxofonist, die excelleert in bijzonder fijnzinnig spel. En ik speel geen saxofoon, maar dat lijkt me veel lastiger dan hard spelen. Maar goed, hij werd dan ook niet voor niets door het Duitse tijdschrift JazzThing uitgeroepen tot één van de vijfentwintig meest veelbelovende Europese jazz musici. We horen hier dus een andere kant van Stemeseder, al is zijn spel in ‘Primitive Memory Structures’ en zeker in de ritmiek van ‘Parallel Universes’ toch ook zeker herkenbaar. Een hoogtepunt is het verstilde ‘The Last Romantic’ en dan met name vanwege de klankwereld die bassist Mucha en drummer Andrzejewski hier creëren en waar Pospieszalski een prachtig donker gekleurde geluidssculptuur bij optrekt. Verderop klinkt Stemeseder met voorzichtig gedoseerde noten, die romantiek in herinnering roepend.

De albums zijn (deels) te beluisteren via Bandcamp en daar ook te koop:

https://www.nieuwenoten.nl/elias-stemeseder-piano-solo-elias-stemeseder-christian-lillinger-penumbra-marek-pospieszalski-quartet-durers-mother-cd-recensie/

Širom The Liquified Throne Of Simplicity

Eric Chenaux Say Laura

Silvia Tarozzi & Deborah Walker Canti di guerra, di lavoro e d'amore

Sidera Saxophone Quartet Koinè

Giovanni Mancuso & Debora Petrina

NuovoMondo Symphonies

Trevor's Dunn Trio-Convulsant Avec Folie à

Quatre Sèances

Kaja Draksler Susana Santos Silva Grow

Elias Stemeseder Piano Solo

Giulia Barba Sonoro

Fawda Abu Maye

Paolo Angeli Rade

Comme Kaja Draksler, le jeune pianiste autrichien Elias Stemeseder (né en 1990) a été marqué par la “musique contemporaine” – il a joué par ailleurs avec Christian Lillinger – mais le récital qu’il propose ici n’a pas la même cohérence. Les quinze courtes pièces de son programme offrent un panorama varié, allant de morceaux répétitifs, d’autres où il ne fait entendre qu’un clapotis sur les touches aiguës, ou au contraire joue essentiellement dans les graves, tandis que pointent aussi des passages plus “impressionnistes”.“Une sorte de laboratoire expérimental” dit-il sur la façon dont il a préparé son album. Connu pour avoir joué dans le trio de Jim Black, il réside actuellement à New York. Restons à son écoute...

https://culturejazz.fr/spip.php?article3852

Pianist Elias Stemeseder macht von der Freiheit auf seinem Solo-Debüt in Hülle und Fülle Gebrauch, wenngleich seine Musik - irgendwo zwischen Modern Jazz, Free Jazz und zeitgenössischer E-Musik - heutzutage so neu nicht mehr ist. Die Vertreter der Genres sind bekannt. So war auch Giörgy Ligeti für Stemeseder eine Inspirationsquelle. Neu ist insofern, wie er nach eigenem Gutdünken die Puzzle-Teile zu seinen Stücken zusammensetzt. Das reicht von bloßen langsamen Akkordwiederholungen über verzahnte, ineinander verschränkte Tonfolgen bis zu virtuoseren akkordischen Passagen. Dem Hörer bietet sich eine Musik, die durch Sprödig-, Kantig-, Ruppig- und Brüchigkeit sowie architektonische Nüchternheit gekennzeichnet ist. An manchen Stellen blitzt etwas Monk oder ein Standard-Zitat auf. Eigentlich kann man sich aber von konventionellen Jazzhörgewohnheiten verabschieden. Der Aufnahme geht ein längerer Entstehungs-prozess voraus, der mit der Unschlüssigkeit des Pianisten über ein solches Unterfangen zusammenhing. Seine Suche nach dem richtigen Weg enthält eine Vielzahl teils interessanter Ideen, wenn zum Beispiel auf „Luft" die hohen Register des Pianos nur mit tiefen Tönen und Clustern angespielt werden. Stemeseder wollte scheinbar experimentell verschiedene Richtungen ausloten. Trotz aller Freiheiten wäre so etwas wie ein roter Faden, der die Sache wie aus einem Guss wirken lässt, wahrscheinlich die glücklichere Variante gewesen.
Nehmen wir es sportlich: Nach dem Spiel ist vor dem Spiel!

The 31-year-old Austrian pianist Elias Stemeseder is known as a valued sideman, an adaptable improviser and a fearless experimenter. In Berlin since 2010 and in New York since 2015, he moves back and forth between both cities. He has worked with the Jim Black Trio, saxophonists Anna Webber and Philipp Gropper and percussionists Christian Lillinger Andrzejewski. and Max Piano Solo is his first solo album. Encouraged by Intakt Records' Florian Keller - he considered himself still a student, not quite ready - Stemeseder crafts a fine set showcasing his improvising skills and ability to produce unique piano sounds. His playing is imaginative, confident, fierce and unsettling in some tunes, intricate, gorgeous and reflective in others.

He composed all 15 tunes except for "foeggslia'l", an Austrian traditional. At almost seven minutes, it is the longest track on the album (“Minustöne II" at 33 seconds is the shortest); it starts with quick fiery notes, then transitions slowly to deeply felt, tender sections allowing the melody to emerge.

Driving repetition is a recurring theme in most of his tracks, clearly inspired by fellow pianist Craig Taborn. Nevertheless, he transcends Taborn's influence in how he conceptualizes and executes his material. "tau", at just under a minute, surprises with its rapid attack, fast decay and overtones, which bring a tender, plain melody into being. "Anthropocene", the second-longest track, starts with a slow driving repetition that continues through the entire piece, then becomes the background for a deliberate, deeply emotional melody, noticeably inspired by György Ligeti's étude "Désodre”. “cc/choral" is the least experimental and most accessible tune with its mesmerizing melancholy mood and beautiful unhurried playing. In “luft", Stemeseder experiments with how the piano's upper register can be elicited solely by left-handed notes in clusters.

Stemeseder aimed to improvise with the parameters of his given material. He states, "sometimes that's a structure as a song form, sometimes it's a tonal organization. Sometimes it's a more abstract idea like synthesis, dance, or a mood or a physical state, or an energy." This is an accomplished debut album for the rising player. Fans of adventurous jazz piano will want to follow his career to see where his imagination and talent will take him.

Iga Reznichenko Trio „Somnanbule“

Olga Reznichenko stammt aus Taganrog, der Hafenstadt am Asowschen Meer, in der einst auch Anton Tschechow geboren wurde. Im Alter von acht Jahren lernte Olga Klavier spielen und begann sich einige Jahre später für Jazz zu interessieren. Heute lebt die mittlerweile 33jährige in Leipzig, hat hier bei Richie Beirach und Michael Wollny Jazz studiert und legt nun mit „Somnambule" das Debüt ihres Trios vor. Ein Album, das ausnahmslos aus eigenen Kompositionen besteht, die in ihrer emotionalen Vielfalt und inhaltlichen Eigenständigkeit beeindrucken. Sie ist noch dabei, ihre eigene Musiksprache zu entwickeln, findet aber schon jetzt bemerkenswerte flüssige und ausdrucksstarke Formulierungen. Die Eckpfeiler ihrer Kompositionen entstehen aus Improvisationen, an denen sie erst selbst, dann gemeinsam mit ihrer Band feilt. Gruppenarbeit also, die von einer gemeinsamen Dynamik getragen wird und deren Ergebnis sowohl in ihrem lyrischen Anspruch, als auch in seiner Expressivität beeindruckt.

Lukas Langguth Trio „Save Me From Myself"

Lukas Langguth, geboren in Augsburg, geht bei der Entwicklung seiner Songs einen völlig anderen Weg. „In meinen Kompositionen sollen die beiden Welten Filmmusik und Jazzimprovisation zu einer ausdrucksstarken, originellen Klangsprache vereint werden", beschreibt er das Ziel seiner Arbeit. Auch über die Klassik zum Jazz, Rock und Pop gekommen, studierte er im Leopold-Mozart-Zentrum der Universität Augsburg, bei Rainer Böhm in Nürnberg und Leonid Chizhik in München. Mit diesem Rüstzeug ausgestattet dürfte ihm in der Welt der zeitgenössischen Improvisation die Zukunft gehören. Er beherrscht das pianistische Handwerk exzellent, hat ausgezeichnete Mitmusiker um sich versammelt und schafft so auch auf „Save Me From Myself" einen wunderbaren musikalischen Spagat zwischen intellektuellem Anspruch und emotionalem Schönklang. Raffinierte Wendungen und geschickte Übergänge lassen ein regelrechtes Feuerwerk an ausgespielten Ideen entstehen. Beschwörend seine Melodik, mitreißend sein rhythmisches Konzept und überzeugend seine formale Konsequenz.

Elias Stemeseder „Klavier Solo“

Elias Stemesder stammt aus Salzburg, hat zwischenzeitlich in Berlin gelebt und wohnt heute in New York. „Piano Solo" ist sein Debüt im unbegleiteten Spiel. Und obwohl noch jung an Jahren hat er musikalisch eine Menge mitzuteilen. Man spürt seine instrumentale Erfahrung, seinen erweiterten stilistischen Horizont, die es ihm erlauben, bis auf eine Ausnahme, eigene Stücke spielend zu improvisieren. Als hochsensibler, reflektierender und die Herausforderung suchender Pianist findet er immer wieder neue Ansätze um seine virtuosen und reizvollen Ideen umzusetzen. Er ist ein ganzheitlicher Instrumentalist, der in Musik denkt und dabei völlig individuelle Wege geht. Wo andere sich auf die Tradition berufen, Standards interpretieren und die Ikonen des Jazz abfeiern, sind bei Elias Stemeseder feinste Differenzierungen, kleine sich entwickelnde Ideen und Figuren und große dramaturgische, sich reibende Spannungsbögen zu erleben. Manches klingt bei ihm sparsam konzipiert, anderes notenreich improvisiert. Doch eines ist bei all seinen spannenden Reflexionen zu spüren: Stemeseder kommt meist schnell und manchmal auch überraschend auf den Punkt. Wir werden an ihm sicher noch viel Freude haben. Jörg Konrad

Olga Reznichenko Trio
„Somnambule"
Traumton

Lukas Langguth Trio
„Save Me From Myself"
Unit

Elias Stemeseder
„Piano Solo"
Intakt Records

https://www.kultkomplott.de/Artikel/Musik/#article_anchor_2595

Meteen al het eerste nummer voert de luisteraar een onbekende, maar zeer aangename wereld binnen. In elke noot van Elias Stemeseder klinkt een grote concentratie door. Elke noot heeft een lading, creëert spanning en het is opmerkelijk hoe warmbloedig het toch ook bedachtzame spel van Stemeseder is.

Helemaal als een verrassing komt dat natuurlijk niet, want de Oostenrijkse pianist heeft zich eerder al bij onder meer drummer Jim Black in de kijker gespeeld. Niettemin blijft het een prestatie van jewelste dat deze debuutplaat van begin tot eind zo intrigerend en opwindend blijft. Stemeseder benadert zijn muziek hier alsof ze in een laboratorium tot stand komt, experimenteel dus in de pure zin van het woord. Dit magnifieke album is als een essay, het gaat over proberen en proeven, steeds weer over die twee.

Per Mozart tre cose sono necessarie a un buon pianista: testa, cuore e dita. Austriaco pure lui, Elias Stemeseder, classe 1990, ha già avuto modo di farsi largo nel jazz contemporaneo, mettendosi in luce nel trio di Jim Black con Thomas Morgan, uscito sempre su Intakt nel 2020. Se Reckon fu uno dei dischi più vivi e ispirati di allora, questo non fa altro che confermare la statura di un musicista da seguire con molta atten-zione. Dotato di estro e voce già matura: le fibrillazioni di Anthropocene aprono in medias res, come la danza di un acrobata su un filo che si affaccia sul baratro, avanzando nel disequilibrio, dannato al movimento. Una pulsazione imprendibile ne muove mente e mani: ritroviamo agguati come quelli dei Punkt Vrt. Plastik (BU#286); non a caso l'autore ha collaborato con il percussionista Christian Lillinger, motore folle e rigoroso di quel trio. Il fugace, filosofico enigma di tau suona come il prologo ad una tempesta che non arriva, lem-botanik I esplora la parte destra della tastiera grattando gli spigoli di un sogno meccanico, minimassimalista. Tra haiku, prototipi sghembi e calibratissimi, satori, lampi, idee ritmiche e tematiche che si ripetono e sviluppano in forme e tracce diverse, emerge la rivisitazione avant di un traditional austriaco, foeggsila I. Fuori diluvia: il ticchettio dei tasti e questa pioggia benefica di idee si intonano alla perfezione a questo po-meriggio fuori tempo di maggio. Cecil Taylor da qualche parte ghigna sornione

Zwei Forscher am Klavier

Solo-Alben von Elias Stemeseder und Sebastian Sternal

Klavier-Solo-Aufnahmen bilden im weiten Formenkreis des zeitgenössischen Jazz fast eine eigene Gattung; Posaune oder Schlagwerk kommen zwar auch solo und albenfüllend vor, aber eher als beraunenswerte Ausnahme, während das Klavier mit seinen orchestralen Eigenschaften zum Soloinstrument fast prädestiniert ist.

Gerade diese Qualität des Klaviers allerdings, also das Orchestrale des Instruments, scheint der mit seinen 31 Jahren noch junge, gleichwohl international umtriebige und renommierte Pianist Elias Stemeseder auf seiner Solo-Einspielung zumindest vermeiden zu wollen. Die 15 Stücke auf seinem bündig „Piano Solo" betitelten Album sind klare kompositorisch-konzeptuelle Statements und offenbaren eine Spielhaltung, die forschend wirkt und darum eher einsam als orchester-gesellig. Stemeseder entwickelt aus thematischen Kürzeln, oft aus beharrlich fordernden, treibenden Tonwiederholungen seine Improvisationen, die eher nach durch-denkender Verknüpfungsarbeit klingen als nach ausschweifend schwelgender Beweglichkeit.

An Material und Ideenfülle herrscht kein Mangel, im Gegenteil, aber er lässt jeglichen Drang vermissen, mit sportlichem Exhibitionismus alles, was ihm zur Verfügung steht, zu präsentieren. Stattdessen sind ihm über weite Strecken ein hohes Maß an Disziplin. Genauigkeit und Konzentration wichtiger als Fülle, und zur Strukturierung seines Spiels braucht er keine durchlaufenden Grooves.

Die Tempi werden manchmal schroff variiert und gehorchen dem Augenblick. Alles folgt einer musikalischen Logik, die im Material selbst ihre Quellen hat, nicht in irgend einer Konvention, und die mit einem profunden Sinn für produktive Gegensätzlichkeit daherkommt.

Sebastian Sternals Solo-Album „Thelonia" ja, Thelonious Monk kann bei diesem Titel eine Rolle gespielt haben behandelt das Klavier ebenfalls wie ein For STEMESEDEK schungs-Instrument, allerdings mit deutlich stärkeren Erinnerungen an diverse Formen des Zusarmenspielens. Wenn man hier aber einfach auf die Jazz-Tradition und den Band-Kontext verwiese, wäre das zu einfach. Sternals Flügel steht mit einem Bein immer in einer kammermusikalischen Region. Sein Mikrokosmos dreht sich also, im Vergleich zu Stemeseder, in eine geradezu gegenüberliegende Richtung. Die 18 Stücke des Albums weisen ein weites Spektrum an klanglichen und stilistischen Charakteren auf. Sternal, der an der Universität Mainz lehrt, verfügt über variable Ausdrucksweisen, die in ihrer emotionalen Ausstrahlung einen Hauch geläufiger - nicht gefälliger und eine Spur weniger introvertiert wirken.

Raumgreifende Fantasie

Beiden gemeinsam jedoch ist die kompositorische Konsequenz, mit der sie arbeiten, sowie die raumgreifende Fantasie und die formale Vielfalt ihrer Improvisationen. Beide gewähren in je einem einzigen ihrer Solo-Stücke selbstreferentielle Einblicke in mentale Einflüsse. Stemeseder tut das in „foeggslia'l", einem brillanten und zugleich lässigen Versuch, der Volksmusik zu entkommen, Sternal in Gershwins „Embracable You", der Rückübersetzung eines jazzorchestralen Konzepts in einen solistischen Raum. Beide demonstrieren gerade auch in diesen Stücken und vor diesen Hintergründen beeindruckende persönliche und stilistische Eigenständigkeiten.